Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht ter Lindenbladzijde. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht ter Lindenbladzijde. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 31 januari 2018

ter Lindenbladzijde 2


Ds. Nico ter Linden is overleden. Broer van ds. Carel.
Eénentachtig jaar oud. Ik ken hem van ‘Het verhaal gaat’. Daar heb ik de eerste twee delen van.
Verder niet want vrijzinnige dominees, daar moest je voor oppassen.
Nu weet ik dat vrijzinnige dominees best wel vrij zinnige dingen kunnen zeggen. Zo ook in zijn verhalen die zo duidelijk de link hebben met onze tijden.
‘Er zaten maar twee kindertjes op de school met de Bijbel van Bersebar: Jakob en Esau.’
Wanneer ik hem vergelijk met Guus Kuijer, die ook de verhalen uit de Bijbel heeft herverteld, dan valt mij de milde en zachtmoedige toon van ter Linden op. Guus is veel sarcastischer en vooral in zijn tweede boek vond ik hem al beduidend meer anti-theïstisch.

Voor ter Linden was het belangrijk dat de verhalen blijvend worden doorverteld.
Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. De verhalen hebben we nodig en zijn belangrijk om te leren over God en over het intermenselijke verkeer, ook al zijn sommige verhalen wetenschappelijk niet kloppend te krijgen met de naturalistische werkelijkheid. Dat doet er niet zo toe.
‘Wel waar maar niet echt gebeurd.’
Maar daarin ging Nico wel veel verder dan ik. Te ver.
Het is ook niet echt meelevend voor de joodse medemens om hun vaderlandse geschiedenis als ‘niet echt gebeurd’ te bestempelen.
Om over de opstanding van Jezus maar te zwijgen.

Op deze laatste dag van de week van de poëzie het gedicht van Bredero (1585 – 1618) wat voor ter Linde wel iets betekend heeft, zo begreep ik uit een interview.


AANDACHTIG GEBED

O Levendige God! eeuwig, goed en almachtig,
Aanschouw meelijdelijk mij droeve en neerslachtig
Een uitgekweelde man van sobere gestalt;
Gedoog niet dat hem nu de wanhoop overvalt,
Die toch een vijand is van Hemelse genade,
Want zij mijn arme ziel zou eeuwelijke schaden.
Ontvang, O Heere! toch het zuiverst’ van mijn hert,
Geef dat mij mijne zond’ niet toegerekend werd.
Neem mij, die hier op aard’ als vreemdeling moest zwerven,
In ’s Hemels borgerij na een godzalig sterven.
Ach! dat uw lieve Zoon, met zijn onschuldig bloed,
Voor mij, kenschuldige, de borgtocht voldoet.
Och! ik ben uitgeteerd en ga met smart betreden
De algemene weg van d’ouwde lang verleden.
O Heer! ik kijve niet, noch hadder niet met u.
Het sterven is mij lief, is ‘t U behagelijk nu,
Want gij hebt mij gemaakt en moogt mij weer ontmaken,
Wanneer ’t u wel gevalt. O God! vóór alle zaken
Beveel ik u mijn Ziel, o Zaligmaker goed!
Ick geer geen ander vreugd, ik zoek geen ander zoet,
Geen ander blijdschap, ach! noch ook geen liever lusten,
Als bij de Bruidegom van mijne ziel te rusten.





vrijdag 28 juni 2013

ter Lindenbladzijde


Gisteravond was Carel ter Linden op bezoek bij Knevel en van den Brink.
Hij kwam uitleggen wat hij in Gods naam hier op aarde doet. Zo is de titel van zijn boek dat pas is verschenen. Misschien heeft hij al wel voldoende gedaan.

Jammer is dat hij veel te snel zijn ‘ding’ moest doen. Ik ben op dit moment in het boek van André Aleman bezig: ‘het Seniorenbrein’ en je ziet zo duidelijk dat de snelheid van denken en spreken van ter Linden zoveel langzamer is dan die van Tijs. Hij voelt zich er duidelijk ongemakkelijk bij. Jammer dat er niet meer tijd was. Zo’n man kan echt niet in tien minuten. Hopelijk komen er nog uitgebreidere interviews met hem.

In ieder geval legde hij uit dat het woord God een riskant woord is. Want wat bedoelen we ermee?
Alle volkeren hadden goden en de Joden hebben ze allemaal in de ban gedaan en er één overgehouden. Die noemen we God.
Waarom gaat hij voorbij aan het feit dat de Joden Hem geen God noemen maar een andere Naam hanteren. Hij is toch theoloog? Heeft dat dan geen betekenis?
Hij sprak erover dat we toch namen en verhalen nodig hebben om dingen te benoemen. Mee eens ja, dat praat wat gemakkelijker. Ook daarom hebben we al die verhalen uit de Bijbel nodig. Anders kunnen we met elkaar moeilijk over zin, zingeving, trouw, liefde, zonde, verzoening/vergeving enz. praten.
Pas ontdekte ik dat weer in een mailgesprek over de man-vrouw verhoudingen. Ik schrijf dan net zo gemakkelijk over een echt bestaande Adam en Eva terwijl ik er niet meer zo letterlijk in geloof. Maar in een gesprek over wezenlijke dingen zijn die verhalen dan heel belangrijk om elkaar direct te kunnen begrijpen.
Verder sprak ter Linden erover dat hij in gesprekken met biologen tot de conclusie was gekomen dat de schepping een ongericht proces is terwijl hij altijd heeft geloofd in een God die doelgericht bezig is. Hij vindt dat een probleem voor de theologie en daarom kan hij niet meer geloven in een persoonlijke God en Schepper.
Dat vind ik dan weer opvallend. Hij gelooft wat biologen dicteren en verbindt daar zijn eigen conclusie aan en denkt niet verder na.
Want wanneer de evolutie zo ‘doelloos’ is hoe komen wij dan aan het ‘instinct’ om toch altijd maar doelen te zoeken? Wanneer de ontwikkeling zinloos is, hoe komt het dat het zin zoeken dan zo in onze genen gebakken lijkt te zitten?
Biologen mogen trouwens vanuit hun professie helemaal niet spreken over doelen en zingeving. Dat behoort niet tot hun takenpakket. Dat moeten ze aan theologie of filosofie overlaten.
Natuurlijk is de mens vanuit de evolutiebiologie een toevalstreffer. Maar dat zegt toch verder niets?

Nu gaat ter Linden zelf zin geven aan zijn leven, wel met behulp van de Bijbel. Want het is een uniek boek. God is een geestelijke werkelijkheid die een appel doet op ons. Die van buiten komt als een tegenover.
Toen hij dat formuleerde verraste me dat wel weer. Eerst dacht ik nog: die man is de weg kwijtgeraakt en dan volgt er zo’n geloofsuitspraak!
Ik ga zijn boek eens lezen.

Van mij mag hij in de PKN blijven, net als toen ds. Hendrikse. Ketters zijn belangrijk, ze dwingen ons om onze geloofsbrieven opnieuw te bezien en goede tegenargumenten te zoeken. Niks mis mee!

Via het CIP is het tv fragment te bekijken en te beluisteren. Over de commentaren onder het bericht zal ik het maar niet hebben.

zaterdag 22 februari 2014

Wat doe ik hier in Godsnaam

Vorig jaar geschreven door Ds. Carel ter Linden. Geschreven op o.a. een vraag wat hij zijn kinderen zou willen nalaten over hetgeen hij nu geloofde. Ik las de vierde druk van augustus 2013.
Als ondertitel heeft het boek ‘een zoektocht’. Ik vraag mij af of die zoektocht is afgesloten.
Soms denk je dat en vervolgens komt er weer zo’n mooi zin dat ik mij afvraag hoe dat nu werkt in dat brein van hem.

Als ik het boek kort zou moeten typeren is het een humanistisch boek met een religieus sausje. Zonder saus is het evenveel waard. Een atheïst zou zeggen: hij durft het laatste, definitieve stapje voor zichzelf nog niet te nemen maar eigenlijk is hij al ‘daarbuiten’. Het boek ís een ‘daarbuiten’. (p 88) Ogenschijnlijk blijft hij hinken en wat krampachtig hangen aan de verhalen en waarden uit dat oude Boek.
Het grootste probleem voor hem is het lijden in de wereld. Hij weet er evolutionair gezien geen raad mee wanneer God echt zou bestaan. Maar wie weet dat wel? Ik denk ook dat het lijden van zijn vrouw hem over de rand heeft gekickt.

“Wanneer wij de God die in de Bijbel nooit staat aan de kant van de ziekte, maar altijd aan de kant van de zieke, willen zien als dezelfde God die deze wereld en alle leven heeft geschapen met ziekte en natuurrampen als onverbrekelijk daarbij behorend, dan ontkomen wij er inderdaad niet aan om, wat Paulus en Johannes doen, een verklaring te zoeken die deze innerlijke tegenspraak binnen God recht kan doen en met elkaar kan verbinden. Maar nogmaals, ik kan het niet meer.”

De crux zit ‘m in het woordje waarmee de zin begint: ‘Wanneer’. God staat naar mijn mening niet alleen aan de kant van de zieke, maar gebruikt een ziekte. Hij is de Schepper van het hele universum, de eindverantwoordelijke. Anders verval je in dualisme. Ik begrijp ook veel dingen niet maar mijn vertrouwen in de Almachtige is daarom niet weg.
Sinds ter Linden in de evolutietheorie is gaan geloven gelooft hij ook in een evolutie van de ervaring. Hij gelooft dat het Essentiële, zo noemt hij God, niet van buiten de mens komt maar van binnenuit. (p 164). Een paar bladzijden verder (p 171) zegt hij: “Het is mij een stap te ver om hem te beschouwen als het product van ons denken: de mens heeft God niet bedacht, hij heeft hem ontdekt.”
Wat moet je daar mee? Zo zitten er meer, naar mijn gevoel, tegenstrijdigheden in.

In relatie tot het hiernamaals benadrukt hij dat hij niemand iets wil afnemen maar ondertussen doet hij wel erg zijn best. Logisch wel. Soort van zelfhandhaving wat zinloos en doelloos is.
Het laatste hoofdstukje – 'het flinterdunne verschil tussen geloof en ongeloof' - wekt bij mij bevreemding op. Het lijkt wel of hij jaren onder een steen heeft gezeten. Hij zou eens langs moeten gaan bij allerlei religiefora. Daar zijn voortdurend gesprekken tussen gelovigen en ongelovigen.
Dan kan ter Linden denken dat de kloof tussen gelovigen en niet-gelovigen in zijn ogen minder groot is dan zij lijkt en op de manier waarop hij het geloof vormgeeft verschilt dat inderdaad niet zoveel van ongelovigen maar mijn ervaring is:
geloven of niet geloven; een wereld van verschil.
Wat ook een immens verschil maakt is het uitgangspunt: ga je uit van Goddelijke openbaringen of ga je ervan uit dat alle spreken over boven van beneden komt.
Ook dat is een wereld van verschil.

Conclusie; een nostalgisch terugblikkende en mijmerende ex- gelovige schreef een boekje. Wat hij nu precies wel of niet gelooft is mij nog steeds niet echt duidelijk.
Wel grappig: tijdens het lezen van het boek hoorde ik voortdurend zijn keurige stem in mijn hoofd alsof ie mij voorlas.
Voor wie interesse heeft hier de link naar Adieu God met Tijs van den Brink op 6 oktober 2013 waar hij zowaar twintig minuten kreeg.

gerelateerd aan ter Lindenbladzijde

maandag 30 maart 2015

Wetenschap en geloof 1


Het laait weer op, we gaan het weer hebben over schepping en/of evolutie. Ds. A.J. Mensink heeft naar aanleiding van een artikel in ‘Kontekstueel’ door prof. dr. G. van den Brink de knuppel in het hoenderhok gegooid met een tegenartikel in 'de Waarheidsvriend'
waarop Koert van Bekkum op het theologenblog van het RD reageerde.

Koert tipt iets aan wat mij in de Waarheidsvriend ook opviel:
Ds. Mensink wil een gespreksmodel, maar gooit eigenlijk de deur al dicht door de opmerking dat de ingeslagen weg van van den Brink ‘onbegaanbaar maar ook ontoegankelijk‘ te noemen is.
Dat moet ik toch nog eens aan hem vragen; of hij zich hiervan is bewust en dat zo heeft bedoeld.
Op zichzelf ben ik blij dat hij het (weer) aankaart. De vragen die hij stelt leven bij heel veel mensen en moeten doordacht worden.

Persoonlijk vind ik het heel belangrijk dat er geen kloof is of ontstaat tussen wetenschap en religie. Sommigen doen erg hun best om dat te bewerkstelligen; m.n. diehard atheïsten en religieuze fundamentalisten. Atheïsten omdat ze het geloof willen ondermijnen en veel religieuzen omdat ze bang zijn voor één of ander hellend vlak.
Als gelovigen moeten we dat niet willen; angst is een slechte raadgever.
Is het de angst om het geloof te verliezen? Daar geloof ik niet in. Geloof is van God gegeven en dat neemt Hij niet zomaar van je af. In de ware liefde is geen vrees, dat staat in de ontroerend mooie, eerste brief van Johannes. Een ieder onderzoeke zichzelf.

Zoals in dit blogberichtje al aangegeven: waarom zou een niet letterlijke lezing van de eerste hoofdstukken het gezag van de Bijbel aantasten? Ik begrijp dat nog steeds niet. Het gezag van de Bijbel wordt niet aangetast maar wel het gezag van bepaalde interpretaties.
Iets meen ik wel te begrijpen van de reactie van ds. Mensink: zoals het in verschillende berichten beschreven staat lijkt het alsof van den Brink coûte que coûte de Bijbel wil aanpassen aan het wetenschappelijke model. (Ik heb het ‘Kontekstueel artikel’ nog niet gelezen)
Dat lijkt mij geen goed uitgangspunt.
Waarom zou je twee verschillende ‘ondernemingen’ aan elkaar willen aanpassen?
Laat ze ieder in hun eigen waarde. Niet tegenover elkaar maar in elkaars verlengde.

Laten we daarom de discussie voor zover mogelijk filosofisch/ theologisch houden (en dus ook het creationistische 'wetenschapsmodel' buiten beschouwing laten) : waarom zouden we dit gedeelte van de Bijbel letterlijk moeten lezen.
Dan kan iedereen die niet vegeteert op zijn/haar onderbuik gevoel en met een beetje denkvermogen eraan meedoen. Niet om het geloof in het irrationele te trekken; er blijven uitstekende redelijke argumenten waarom God is, maar in een poging om de discussie zuiverder te houden.
In mijn ogen is dat bijvoorbeeld: ‘Ieder gevolg heeft een oorzaak, zo heeft het eerste gevolg - ‘Big-Bang’- een oorzaak.’


Er staat nergens in de Bijbel: Gij zult de eerste hoofdstukken van Genesis letterlijk lezen.
Dus blijft het, op welke manier je ook leest, een interpretatie.
Wie bepaalt welke interpretatie de juiste is en waarom? Voor mij staan ze op hetzelfde ‘level’.
Dan komt vaak de opmerking waar ik niet zo goed raad mee weet: ‘de Heilige Schrift is haar eigen uitlegster’.
Zo’n opmerking doet heel ‘cirkelredeneerderig’ aan.
Ik neem aan dat je door schrift met schrift te vergelijken de waarheid boven tafel moet kunnen krijgen. Maar om welke waarheid gaat het dan?
De geloofswaarheid? Dan ben ik het er mee eens.
Niet de natuurkundige/ biologische/ paleontologische/ geologische/ wiskundige enz. waarheid want daar zijn die andere 'takken van sport' voor.
Wanneer ik mij vergis en er niet de waarheid mee bedoeld wordt, wat dan wel?
Ik volg het debat met belangstelling.

31-03
Inmiddels heb ik het artikel van van den Brink ook gelezen en heb daar toch een wat genuanceerder beeld van gekregen. Hij is niet bezig om koste wat kost de Bijbel met de wetenschap te verenigingen. Hij geeft een pleidooi waarom je niet hoeft te kiezen tussen geloof óf wetenschap. Daar ben ik het dan ook mee eens.
De Bijbel hoeft niet te worden aangepast aan de wetenschap; ons beeld van de bijbel moet worden aangepast.

Veel aandacht krijgt de zondeval. “Het idee van een algehele kosmische ineenstorting vanwege de zondeval, is naar mijn mening bijbels-theologisch niet houdbaar.”
Dat sprak mij aan omdat ik ook dat idee al had. Herbivoren zijn met - het moment van - de zondenval niet opeens veranderd in carnivoren met een heel ander spijsverteringskanaal, om maar een voorbeeld te noemen.
Dat er echter een ‘zondenval’ is geweest; daarvoor hoef je maar om je heen te kijken.

Met één ding ben ik het niet helemaal eens: ‘Het beelddrager zijn zit overigens vooral in het vermogen om relaties aan te gaan, niet zozeer in het verstand en dergelijke.’
Dat vraag ik mij af. Bonobo’s, olifanten, zwanen en dolfijnen gaan ook relaties aan. Soms voor het leven.
Beelddrager zijn zit ’m volgens mij meer in het Goddelijke besef waarmee een bepaald mensenpaar werd ingeblazen.
Gen 2: 7.


gerelateerd aan:
Geloof en Wetenschap 1
Geloof en Wetenschap 2
Christelijk geloof / Evolutietheorie
en een beetje aan ter Lindenbladzijde